Eerst zweefde er een onstoffelijke geest boven het water.
Hij zweefde en lachte. Letterlijk.
Het is iets als een wolk, etherisch en met bliksem, met allerlei golven.
En zo zweeft het boven het water, en het water verandert er een beetje door. Soms veel.
Het idee met deze geest is dat hij kan zweven. Maar hij heeft geen coördinatensysteem. Daarom is het proces chaotisch.
Maar er zit al iets van individualiteit in.
Dat kwam later beter tot uiting in het paard.
Dat is een dichte geest. En die zweeft ook en hinnikt. En gedraagt zich net zo chaotisch, trapt en galoppeert.
In de oudheid kon je zulke geesten nog op het land tegenkomen.
Als grote kwallen, maar vrijer, lichter, vlogen ze de jungle in. En daar vestigden ze zich of bleven zweven.